Het Holoceen is het huidige warmer interglaciaal en begon 11.000 jaar geleden.
In het Laat Weichselien smolten de ijskappen op Scandinavië en Noord-Amerika zeer snel af. Hierdoor steeg de zeespiegel met 110 meter tot het huidige niveau met gemiddeld een meter per eeuw.
Daar kwam nog bij dat Nederland daalde als gevolg van de isostatische wipwerking met het Scandinavisch gebergte. Door de ijsbedekkingen was Scandinavië enkele honderden meters naar beneden gedrukt. Door afsmelten van dit gewicht komt tot in de huidige tijd Scandinavië weer omhoog, met als gevolg een daling van ons land aan de andere kant van de wip.
Aan het einde van het Weichselien en het begin van het Holoceen bliezen de westenwinden zand uit de kale Maasbedding naar de oostoevers. Het zand hoopte zich daar op tot rivier- of stuifduinen. Dat is onder meer goed te zien langs de Mookse Plassen, ten westen van Plasmolen (NL-02). Ook de Maasduinen meer zuidelijk langs de Maas bestaan voornamelijk uit stuifzand. De subarctische vegetatie maakte al snel plaats voor berkenbossen.
Het Holoceen duurt inmiddels al meer dan tienduizend jaar, wat geologisch gezien echter niet veel voorstelt: nog geen half procent van het totale Pleistoceen wat op zich maar een half promille (!) van de totale aardgeschiedenis is. Het is te beschouwen als een warm intermezzo naar de volgende koudeperiode. Tevens is het de periode waarin de moderne mens op grote schaal zijn sporen in het landschap achterliet en nog steeds achterlaat. Opvallend is dat de warme perioden tussen de ijstijden veel korter duren dan de ijstijden zelf, gemiddeld wel vier tot vijf keer zo kort. Warmte is de afgelopen 2,6 miljoen jaar dan ook betrekkelijk schaars. Ondanks de invloed van de mens op het klimaat zitten we nu geologisch gezien waarschijnlijk al weer op of over de helft van de huidige warme periode.
Ook het Holoceen kent kleinere temperatuurschommelingen en de bekendste is wel de Kleine IJstijd van 1500-1850 na Christus. Gemiddeld was het toen 2°C koeler, voldoende om de Alpenpassen dicht te doen sneeuwen en het Noord-Zuid handelsverkeer via de Alpen kwam daardoor grotendeels stil te liggen.
De aanwezigheid van grote hoeveelheden ijs op de polen en Groenland is een aanduiding dat het Pleistocene ijstijdvak nog steeds niet ten einde is. Denk aan de honderden miljoenen jaren dat de aarde nagenoeg geheel ijsvrij was voordat het Pleistoceen begon. Het huidige Holoceen is dan ook niet meer dan een warmer interglaciaal zoals er zo veel zijn geweest in het Pleistoceen en we zijn zo goed als onherroepelijk op weg naar een nieuwe glaciale periode met ijzige omstandigheden waarin we met weemoed zullen terugdenken aan de huidige tijd dat we ons druk maakten over een geologisch gezien kleine klimaatfluctuatie. Een kleine klimaatfluctuatie die echter voor de mensheid een stevige bedreiging vormt, omdat een aanzienlijk deel van de wereldbevolking in laag gelegen kustnabije gebieden woont.